Foktechnisch

De Noord-Hollandse Blauwe en zijn krielvorm foktechnisch bekeken

NHB_standaard_haan
NHB_standaard_hen

Het type

Het Noord-Hollandse hoen is een zwaar, massief, breed vleeshoen met een brede, diepe en nagenoeg horizontale romp en middelgrote enkele kam. De brede, diepe, goed bevleesde borst wordt goed naar voren gedragen. De rug is breed en vrij lang, nauwelijks afhellend en gaat in korte holle lijn over in een tamelijk gespreide matig ontwikkelde staart, die enigszins open en vrij hoog gedragen wordt. De sikkels zijn middellang en moeten de staartstuurveren goed afdekken. De vleugels worden goed tegen het lichaam aangetrokken en vrijwel horizontaal gedragen.
Het dier heeft goed ontwikkelde dijen en niet te lange loopbenen die vleeskleurig of parelgrijs zijn. Bij jonge hennen die nog niet aan de leg zijn, komt nog wel eens wat zwarte aanslag op de loopbenen voor. Dat is niet gewenst. Enige hoornachtige aanslag is bij jonge dieren minder kwalijk. De hennen moeten een goed ontwikkelde legbuik hebben.
De bevedering is tamelijk los maar mag niet slordig zijn. Ook mag de bevedering rond de dijen niet te los en zeker niet te donzig worden. Dat doet veel afbreuk aan het type en helaas komt dat nog vaak onvoldoende tot uitdrukking in het predikaat. Diverse fokkers weten dat met conditioneren aardig te camoufleren, maar daarmee is de stam nog steeds niet van dit probleem verlost.
De middelgrote enkele kam wordt rechtop gedragen en de kinlellen zijn middellang. De kop is groot, breed en diep, met geringe keelwamontwikkeling en de ogen zijn oranjerood. De oorlellen zijn rood zonder enig wit.

De ernstige fouten die de Noord-Hollandse hoenders aangerekend worden, laten zich gemakkelijk raden. Een te zwakke lichaamsbouw of een onvoldoende borstbreedte en borstdiepte past niet. Dat houd echter niet “hoe zwaarder hoe beter” in. De kam moet ook niet te zwaar worden, de oorlellen mogen geen wit tonen en tenslotte is kaalbenigheid het belangrijkste onderscheid tussen het Mechelse hoen, dus is enige voetbevedering al uit den boze.
De staartvorm bij de hanen is vaak rommelig en bij de hennen zie je nog wel eens dieren die lijken op het Nederrijnse hoen. Dus een te lang lichaam en niet het speelse korte wipstaartje ofschoon ik het gevoel heb, dat het type van de Nederrijnse hoen steeds meer in de richting van de Noord-Hollandse hoenders komt.

Het type van de krielen

Kenmerkend voor een verdwergd ras is, dat de kop en de vleugels in verhouding wat groter zijn dan bij de grote hoenders. Verder moet het type ongeveer gelijk zijn. Toch geven die in verhouding grotere kop en vleugels een heel ander beeld bij de beschouwing van het type zodat een kriel nooit gelijk is aan de grote versie.

De standaardbeschrijving van de Noord-Hollandse hoenkriel is praktisch gelijk aan die van de groten, maar dat was de inmiddels vervallen standaardtekening van Van Gink helaas niet. Met name bij de hen wijkt de afbeelding duidelijk af van de beschrijving. Volgens de oude tekening was de rug kort en oplopend in plaats van vrij lang en vlak en naar achteren iets aflopend. Een tekening zegt meestal meer dan duizend woorden, zodat de krielen ook vaak zo gefokt werden.

noordhollandseblauwe_kriel_standaardBinnen de Assendelfter en Noord-Hollandse Blauweclub is de laatste jaren veel gepraat en geschreven over het type en gezocht naar een goede standaardtekening van de Noord-Hollandse kriel. Eerst moest er draagvlak komen voor het type volgens de standaardbeschrijving. Vervolgens moest de standaardtekening aangepast worden. Dat laatste was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Er is heel wat afgetekend, maar nu is er toch een nieuwe afbeelding van Charles Mijnen opgenomen in het wijzigingspakket van november 2003 van de NHDB standaard.De speciaalclub is hierbij dus bepaald niet over één nacht ijs gegaan. Maar dat kan ook hier en daar wat onduidelijkheid hebben gegeven bij de fokkers. Zeker doordat enkele malen door voortschrijdend inzicht nieuwe tekeningen gepubliceerd werden in het clubblad. Maar de fokkers zijn ook regelmatig betrokken in het proces en diversen hebben ook hun bijdrage geleverd aan het tot stand komen van de uiteindelijk definitieve tekening. Een gezamenlijk product mag je dus wel stellen.Regelmatig lijkt het of de fokkers nu een beetje zoekende zijn. Niet zelden wordt de lengte verkregen door te lange staartstuurveren in plaats van een langer lichaam. Een waarschuwing is hier duidelijk op zijn plaats. De speciaalclub wil af van het korte type en ook meer onderscheid met bijvoorbeeld de Barnevelder. Maar het moet beslist niet een type worden met een lange royale staartpartij. Met een lange rug moet het diepe type bereikt worden. Kijk voor die verhouding tussen lengte en diepte maar eens goed naar de nieuwe standaardtekening en de goede grote hoenders.

De kleurslag Koekoek

Het ras kent maar één kleurslag en dat is koekoek. Het afwisselende licht en donkerblauwgrijze tekeningbeeld geeft de dieren op een afstand een min of meer blauwe aanblik. Zo is de benaming Noord-Hollandse Blauwen indertijd ontstaan.
In de vijftiger jaren van de vorig eeuw heeft men ook witte Noord-Hollandse hoenders gefokt, omdat de steeds jonger geslachte koekoek kuikens na machinaal plukken ook nog wat zwarte stoppels vertoonden. Maar deze kleur is nooit een echt succes geworden omdat deze lichter van gewicht waren maar ook omdat het Noord-Hollandse hoen toen als slachthoen al op zijn retour was.

Hoe de koekoektekening is ontstaan heb ik nog niet kunnen achterhalen. In het deeltje “De Leghorns” uit de reeks Weten en Kunnen van Van Gink uit 1925 kun je lezen dat de koekoektekening ontstaat door het kruisen van witte, zwarte en patrijskleurige hoenders. Af en toe vallen daar koekoekkleurig dieren uit. Als deze dieren aan elkaar gekruist worden, dan is het nageslacht fokzuiver. Hoe dat komt wordt helaas niet verder uit de doeken gedaan. Waarschijnlijk schuilt in dat wit al de koekoekfactor om het wit witter te krijgen.
De koekoektekening wordt veroorzaakt door een verdunningsgen. Dit gen verdunt met name de kleuren zwart, rood en buff streepvormig en wordt daarom het barring of streepgen (B) genoemd. De lichte banden zijn de koekoekbanden, de tekening dus. Een te donker dier is daarom duidelijk niet overtekend zoals dat ook wel eens ten onrechte wordt gezegd.
De banden die door dit gen veroorzaakt worden zijn bij Noord-Hollandse hoenders licht blauwgrijs en lopen enigszins boogvormig dwars over de veer. Ook het overblijvende zwart wordt wat lichter van tint, donker blauwgrijs tot grijszwart. Bij de Noord-Hollandse hoenders wordt blauwgrijs verlangd en duidelijk niet grijszwart.
Het B-gen ligt op het geslachtschromosoom, vandaar dat lichte en donkere banden bij de haan even breed zijn en bij de hen de lichte banden maar half zo breed zijn.
Kenmerkend voor de koekoektekening is verder dat de overgang tussen lichte en donkere banden geen scherpe afscheiding vertoont. Tenslotte siert een mooie gelijkmatig, min of meer doorlopend patroon het tekeningbeeld van het dier.
Het B gen heeft ook invloed op de snavel en beenkleur. Witvellige Koekoekkleurige dieren hebben altijd een witte, vleeskleurige of parelgrijze beenkleur en een lichte snavel en zeer witte huidskleur.

De oorspronkelijke kleurbeschrijving van de koekoektekening van de Noord-Hollandse Blauwen vinden we nog terug in de oude vijfdelige standaard. Toen was men nog van mening dat de lichte banden de grondkleur vormde en de donkere banden de tekening. Zodoende was de beschrijving als volgt.

De haan: Grondkleur lichtgrijs over het gehele gevederte met donkergrijze dwarsstrepen over de veren. De tekening is gelijkmatig over het gevederte verdeeld. De streping overdwars is niet scherp begrensd doch ineenvloeiend met de lichte grondkleur.
De hen: Grondkleur grijs i.p.v. lichtgrijs en verder identiek.


veren_henNoot:
De hen is én in grondkleur én in kleurdiepte van de dwarsstrepen donkerder dan de haan. Zij toont bovendien nog donkerder, omdat bij de hen het veereinde een donkere dwarsband is en bij de haan juist een lichte. Einde citaat.
Merk op dat hier niet gesproken wordt over het feit dat de hen bredere donkere banden heeft dan de haan maar dat het donkerdere beeld wordt toegeschreven aan grijze lichte banden en de donkere afsluiting van de veer.
Daarnaast was er ook een algemene kleurslag beschrijving van de koekoektekening, die heel veel lijkt op de beschrijving in de huidige standaard. Die gold voor Friese hoenders, Kraaikoppen en ga zo maar door. Daar werd wel gesproken over bredere donkere banden bij de hen. Maar ook werd nog de typische afsluiting van de veer genoemd, licht bij de haan de donker bij de hen. Dat laatste vinden we niet meer terug in de huidige standaard.

donskleur_henVoor de Noord-Hollandse hoenders verwijst de standaard nu ook naar de algemene kleurbeschrijving. Toch weten we allemaal dat de tekening nog steeds afwijkend is van de andere rassen en moeten we ons houden aan de mogelijkheden die de standaardbeschrijving ons biedt: grondkleur donkerblauwgrijs met een lichtblauwgrijze tekening. Maar de standaard geeft dat niet zo expliciet aan, met als gevolg dat helaas de grondkleur nog wel eens grijszwart is en dat is niet de bedoeling, want dan wordt de tekening te contrastrijk voor dit ras. Als ernstige fouten worden aangerekend een veel te donkere of te lichte kleur, miskleurige veren en een sterk gele of roestbruinachtige tint in de sierveren bij de haan. Deze fouten in geringe mate hebben alleen invloed op het predicaat, evenals een te duidelijk streping in de donsbevedering.

stiptekeningDe foktoom

Niet zelden zie je hanen met veel te lichte overtekende staarten, doordat daar de banden van de grondkleur bijna geheel verdwenen zijn. Voor de tentoonstelling zijn deze hanen minder geschikt, maar voor de fok van fraai getekende hennen geven sommige ervaren fokkers daar de voorkeur aan. De grondkleurbanden moeten nog wel voldoende aanwezig en tevens goed van vorm zijn. Dus ook geen stiptekening! Weer anderen zijn van mening dat het paren van goed getekende dieren ook tot goede resultaten leidt. De streeptekening, zoals die voorkomt bij bijvoorbeeld de Plymouth Rock, de Leghorn en de Wyandotte is door selectie ontstaan uit de koekoektekening. Daarbij was streeptekening in het dons een belangrijk selectiecriterium. Maar hieruit mag duidelijk zijn dat een streeptekening in het dons tot op het lichaam bij de koekoektekening niet gewenst is omdat dit een signaal is, dat de koekoektekening te veel richting streeptekening gaat. Tevens wil ik de bruine kleur in de overgangen tussen de donkere en lichte banden niet onbesproken laten. In de kleur zwart zit ook wat rood. Het zwart en het rood worden verdund door het B gen, maar bij het zwart gaat dat krachtiger dan bij het rood. Daardoor is het haast onvermijdelijk dat in de onscherpe overgangen wat kleurschifting ontstaat en ook iets bruin voorkomt. Met stammen, waarbij die kleurschifting hinderlijke vormen aanneemt, moet niet verder gefokt worden. Dit moeten we ook weer niet verwarren met de gele verkleuring als gevolg van het zonlicht. Ook die dieren zijn geen tentoonstellingdieren maar om die reden uiteraard niet ongeschikt voor de fok. Sommige fokkers zijn van mening dat de hanen gelijk van kleur moeten zijn als de hennen en sturen fokonzuivere hanen in. Zij paren daarvoor koekoek hanen aan zwarte hennen. De fokonzuivere F1 hanen hebben dan het B gen ook maar één keer en hebben daardoor ook een smallere tekening, net als de hennen. Voor tentoonstellingshanen is dat niet nodig. De NHDB standaard vraagt dit niet en geeft terecht aan, dat de hanen lichter zijn dan hennen en laat dus een lichter tekeningbeeld toe.

Geri Glastra.