Assendelfters

Het ras is ontstaan in het lage veengebied rond de Zaanstreek. Het werd gehouden vrij scharrelende rond de boerderij of in rennen en lijkt in veel opzichten, met uitzondering van de kamvorm, op het Friese Hoen.
Bovendien kwamen in de buurt van Stavoren in het verleden dieren met rozekam voor, de zgn. Starumsche rondkamkus. De mensen uit Stavoren hadden voorkeur voor deze dieren met een rozenkam i.t.t. de overige friesen. Door beurt schippers die regelmatig Assendelfters uit Noord-Holland vervoerden, was het gebied rond Stavoren een trefpunt van Friese Hoenders en Assendelfters. Zeer waarschijnlijk twee afstammelingen van de zelfde voorouders. Zeker in de tijd dat niet op raskenmerken werd gefokt maar waar de dieren met enkele kam en de ander dieren met een rozekam leuk vond.

Er wordt van uitgegaan dat de Assendelfter één van de voorouders van het Hollands Hoen is. In het begin van de vorige eeuw zijn gepelde hoenders vanuit Holland naar Engeland gebracht en daar omgevormd tot gepelde Hollandse Hoenders. Deze verwantschap komt tot uitdrukking op een afbeelding uit 1853 gemaakt door de Engelsman Harrison Weir. De afgebeelde Hollandse Hoenders lijken naar type, kamvorm en kleur sterk op de huidige Assendelfter.
Bekend is de eierproductie. Verder mag men er van uitgaan dat de dieren behoorlijk sterk waren aangezien ze het klimaat aan de Hollandse kust overleefden. De export vond plaats naar havensteden zoals Liverpool in Engeland, met andere woorden een gebied met een zelfde soort klimaat.

Volgens de verhalen werd begin van de twintigste eeuw door de pluimveefokkers in en rond de Zaanstreek gebruik gemaakt van de scheikuikenteelt. Door kruising van een goudpel haan met een zilverpel hen is bij de kuikens onmiddellijk een scheiding te maken in hanen en hennen. De goudpellen zijn de hennen, de zilverpellen de hanen. De haantjes werden als kuiken afgezet op de Amsterdamse markt. Voor de kopers bleek achteraf dat men alleen hanen had gekocht. De vraag is natuurlijk hoe lang kun je een dergelijke verkoopmethode volhouden. Vermoedelijk behoort dit verhaal in de categorie “broodje aap” verhalen.

Ondanks het feit dat er eind dertiger jaren nog geen standaard voor de Assendelfter was opgemaakt, werd er bij de vestiging van een fokcentrum voor Nederlandse hoenderrassen bij het Rijksinstituut voor Pluimveeonderzoek “Het Spelderholt” te Beekbergen, in het eind van de dertiger jaren, ruimte voor vertegenwoordigers van dit ras gereserveerd. Daar vandaan is in de 2e Wereldoorlog een aantal dieren gegaan naar de Assendelfter rundveefokker IJff. Deze heeft hiermee een vermeerderingsbedrijf van dit ras opgezet met 120 leghennen. Daardoor waren direct na de 2e Wereldoorlog in Noord-Holland nog veel Assendelftse hoenders aanwezig. Deze opbloei was van korte duur. Enerzijds werden door de overheid met name voerbonnen voor buitenlandse productierassen verstrekt waarbij de Assendelfter en andere Nederlandse hoenderrassen buiten de boot vielen. Na de 2e Wereldoorlog bleek het ras uitermate gevoelig voor de ziekte van Marek, die vanaf 1965 een bedreiging voor onze pluimveestapel vormde..
Het blijkt dat na de 2e Wereldoorlog de Assendelfter snel het veld moest ruimen. Hierbij moet dan nog worden vermeld, dat het de vraag is, wat de kwaliteit van deze Assendelfters was, die op het Spelderholt waren ondergebracht. Van Gink zette echter vraagtekens bij de kwaliteit van deze dieren en meende dat uit het aanwezige materiaal weinig meer op te bouwen was.
Dit waren dan de Assendelfters, die vandaar uit weer richting Noord-Holland waren vertrokken.
íAssendelftse Hoenders ontbraken vroeger op de tentoonstellingen. Hier was een kleine collectie in goud- en zilverpel. Het ras doet wat denken aan ouderwetse Hollandse Pellen en dat zijn het in wezen ook.”

In de zestiger jaren verschijnen er diverse artikelen over de Assendelfter in Avicultura. Alle mondden uit in het vrijwel verdwenen zijn van het ras. Dit blijkt ook wel uit een publicatie van ir. P. Ubbels, maart 1974, over het Noordhollands pluimvee. Steeds weer worden restanten van het ras bij elkaar gezocht om er mee verder te fokken. Steeds weer worden er pogingen gedaan door kruising van het Hollands Hoen met het Fries Hoen het ras te herbouwen. Met name bij de dieren die via het verzamelwerk te voorschijn kwamen sloeg het verschijnsel van de Marekseverlamming toe.
Mede door de oprichting van de Assendelfter en Noord-Hollandse Blauwen Club in 1981 is de Assendelfter niet verdwenen maar ziet men dat een aantal fokkers zich blijft inzetten voor de instandhouding van het ras.